De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt de minimale frequentie van het gebruik van woonondersteuning dat is vereist om aanspraak te kunnen maken op het recht, vermeld in het eerste lid, en bepaalt op welke wijze in bijkomende middelen zal voorzien worden.
Le Ministre flamand compétent pour l'assistance aux personnes détermine la fréquence minimale de l'utilisation de l'accompagnement au logement qui est requise pour pouvoir prétendre au droit visé à l'alinéa 1, et détermine les modalités de mobilisation des moyens supplémentaires.