In het geval van afwijzing beschikt de verzoekende Staat nog over een resterende termijn van minimaal tien dagen (voordat de in artikel 16 van het Europees verdrag van 1957 voor de voorlopige aanhouding vastgestelde termijn van veertig dagen verloopt) om een uitleveringsverzoek in te dienen overeenkomstig artikel 12 van het Europees Verdrag van 1957.
En cas de refus, l'Etat requérant dispose encore d'un délai d'au moins dix jours (avant que n'expire le délai de quarante jours prévu en matière d'arrestation provisoire - l'article 16 de la Convention européenne de 1957) pour présenter une demande d'extradition conformément à l'article 12 de la Convention européenne de 1957.