Het Verdrag eist van de Staten niet dat zij ten aanzien van derden stelselmatig dwangmaatregelen toepassen, zoals de doorzoeking en de inbeslagneming van gegevens, maar gaat uit van het beginsel dat het essentieel is dat de Staten in hun nationaal recht beschikken over andere onderzoeksbevoegdheden die hen een minder indringend middel verschaffen om gegevens te verkrijgen die nuttig zijn voor de strafrechtelijke onderzoeken.
Au lieu de requérir des États qu'ils appliquent systématiquement des mesures contraignantes à l'égard de tiers, telles que la perquisition et la saisie de données, la Convention part du principe qu'il est essentiel que les États disposent dans leur droit interne d'autres pouvoirs d'enquête qui leur donnent un moyen moins intrusif d'obtenir des informations utiles pour les enquêtes pénales.