1. De lidstaten zorgen ervoor dat de exploitant van een afvalvoorziening, ook na sluiting van de voorziening, alle maatregelen treft die nodig zijn om nadelige effecten op het milieu en/of op de volksgezondheid, veroorzaakt als gevolg van het beheer van die voorziening, te voorkomen en zo veel mogelijk te beperken, en om zware ongevallen waarbij die voorziening is betrokken, te voorkomen, en om de gevolgen ervan voor het milieu en de volksgezondheid te beperken.
1. Les États membres veillent à ce que l'exploitant d'une installation de gestion des déchets prenne toutes les mesures nécessaires pour prévenir et réduire autant que possible les effets néfastes de l'installation sur l'environnement et/ou sur la santé des personnes, y compris après la fermeture de l'installation, ainsi que pour prévenir les accidents majeurs mettant en cause l'installation et limiter leurs incidences sur l'environnement et sur la santé des personnes.