Hoewel de verjaring geldig voor de overheden door redenen van gezond beheer van de openbare financiën werd verantwoord, blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 5 maart 1952, waarbij het door artikel 7, § 1, van de
wet van 6 februari 1970 vervangen artikel 41 van de wet van 15 mei 1846 op de Rijkscomptabiliteit werd ingevoegd, dat de verjaring geldig
voor hun ambtenaren eveneens werd verantwoord door de bekommernis om de schadelijke gevolgen van de terugvordering van de ten onrechte betaalde maar gewoonlijk te goeder t
...[+++]rouw door de belanghebbenden ontvangen sommen te beperken (Parl. St., Kamer, 1950-1951, nr. 435, pp. 1 en 2).Si la prescription dont bénéficient les autorités a été justifiée par des raisons tenant à la saine gestion des finances publiques, il ressort des travaux préparatoires de la loi du 5 mars 1952, qui a introduit l'article 41 de la loi du 15 mai 1846 sur la comptabilité de l'Etat, remplacé par l'article 7, § 1, de
la loi du 6 février 1970, que la prescription dont bénéficient leurs agents a été justifiée également par le souci de limiter à l'égard de ces agents les conséquences dommageables de la répétition de somm
es indûment payées, mais touchées généraleme ...[+++]nt de bonne foi par les intéressés (Doc. parl., Chambre, 1950-1951, n° 435, pp. 1 et 2).