Het Hof wordt gevraagd of het tweede lid van dat artikel bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, doordat het voor een vreem
deling die van zijn vrijheid is beroofd voorziet in een termijn van 15 dagen voor het indienen van een beroep tot nietigverklaring van een bevel om het grondgebied te verlaten, en dit in tegenstelling tot het eerste lid, dat voorziet in een beroepstermijn van 30 dagen voor een vreemdeling die niet van zijn vrijheid is beroofd, zonder dat, zoals dat het geval is bij een beroep tegen een beslissing van weigering van de vluchtelingen- en subsidiaire bes
chermingsstatus, de ...[+++]maximale termijn van vasthouding op een welbepaalde plaats wordt geschorst gedurende de door de vreemdeling aangewende termijn om een beroep in te dienen.Il est demandé à la Cour si l'alinéa 2 de cet article est compatible avec les articles 10, 11 et 191 de la Constitution en ce qu'il prévoit, pour un étranger privé de liberté, un délai de 15 jours pour l'introduction d'un recours en annulation d'un ordre de quitter le territoire, et ce contrairement au premier alinéa qui fixe un délai de recours de 30 jours pour un étranger non privé de liberté, sans que, comme dans le cas d'un recours contre une décision de refus du statut de réfugié ou du statut de protection su
bsidiaire, le délai maximal de maintien dans un lieu déterminé soit suspendu pendant la période utilisée par l'étranger pour i
...[+++]ntroduire son recours.