Tegen sommige bestreden bepalingen van de wetten van 10 april 2014, in zoverre die bepalingen betrekking hebben op de vaststelling van het geldelijk statuut van de griffiers, voeren de verzoekende partijen bijkomend een schending aan van de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met artikel 154, van de Grondwet, doordat de wedde van de griffier, in tegenstelling tot de wedde van de magistraten van de zetel en van het openbaar ministerie, niet bij wet zou worden vastgelegd.
A l'encontre de certaines dispositions attaquées des lois du 10 avril 2014, en ce que ces dispositions portent sur la fixation du statut pécuniaire des greffiers, les parties requérantes allèguent en outre la violation des articles 10 et 11, combinés avec l'article 154, de la Constitution en ce que le traitement du greffier, contrairement au traitement des magistrats du siège et du ministère public, ne serait pas fixé par la loi.