§ 1. Indien de aanvraag tot machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk bij een Belgische diplomatieke of consulaire post wordt ingediend door de in artikel 61/26 bedoelde vreemdeling, kent de minister of zijn gemachtigde deze machtiging tot verblijf toe, voor zover de bevoegde gewestelijke autoriteit een voorlopige arbeidsvergunning toekent aan de betrokken werkgever, de vreemdeling zich niet bevindt in één van de gevallen voorzien in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8° en voor zover hij de volgende documenten overlegt :
§ 1. Lorsque la demande d'autorisation de séjour de plus de trois mois dans le Royaume est introduite auprès d'un poste diplomatique ou consulaire belge par l'étranger visé à l'article 61/26, le ministre ou son délégué accorde l'autorisation de séjour pour autant que l'autorité régionale compétente accorde une autorisation d'occupation provisoire à l'employeur concerné, que l'étranger ne se trouve pas dans l'un des cas prévus à l'article 3, alinéa 1, 5° à 8°, et pour autant qu'il produise les documents suivants :