Aan het Hof wordt gevraagd of artikel 57, § 2, 1°, van de organieke O.C. M.W.-wet, doordat het de maatschappelijke dienstverlening ontzegt aan de ouder van een zwaar gehandicapt minderjarig kind dat in de absolute onmogelijkheid verkeert om het grondgebied te verlaten terwijl die ouder zelf niet van het grondgebied kan worden verwijderd zonder schending van zijn recht op het privé-leven en gezinsleven, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat het de voornoemde ouder op dezelfde wijze behandelt als de vreemdelingen met onwettig verblijf die geen gehandicapt minderjarig kind te hunnen laste hebben.
La Cour est interrogée sur le point de savoir si en privant d'aide sociale le parent d'un enfant mineur affecté d'un handicap lourd se trouvant dans l'impossibilité absolue de quitter le territoire alors que ce parent ne peut en être éloigné sous peine de voir son droit au respect de la vie privée et familiale violé, l'article 57, § 2, 1°, de la loi organique des C. P.A.S. ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution en traitant de manière identique ledit parent et les étrangers en séjour illégal qui n'ont pas d'enfant mineur handicapé à leur charge.