Uit het beperkte onderzoek waartoe in het kader van een vordering tot schorsing kan worden overgegaan, blijkt dat de nieuwe artikelen 43/2, § 2, en 43/4, § 5, 1°, van de wet van 7 mei 1999 meerdere maatregelen lijken te bevatten die de uitoefening van de vrijheid van vestiging van de vennootschappen die weddenschappen op paardenwedrennen inrichten en, zoals de eerste verzoekende partij, niet het statuut van renvereniging hebben, kunnen hinderen.
Il ressort de l'examen limité auquel il peut être procédé dans le cadre d'une demande en suspension que les articles 43/2, § 2, et 43/4, § 5, 1°, nouveaux de la loi du 7 mai 1999 paraissent contenir plusieurs mesures susceptibles de gêner l'exercice de la liberté d'établissement des sociétés de paris hippiques qui, comme la première requérante, n'ont pas le statut d'association de courses.