In slechts vier lidstaten (Griekenland, Ierland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk) is de wetgeving terzake een getrouwe afspiegeling van de bepalingen van de richtlijn, dat wil zeggen een referentieperiode van vier maanden voor de berekening van de maximale arbeidsduur per week, en de mogelijkheid om in een collectieve overeenkomst een langere referentieperiode vast te leggen, die evenwel 12 maanden niet mag overschrijden.
Seules les législations de quatre États membres (Grèce, Irlande, Portugal et Royaume-Uni) reproduisent fidèlement les dispositions de la directive, c'est-à-dire une période de référence de quatre mois pour le calcul de la durée maximale moyenne du temps de travail hebdomadaire et la possibilité de fixer une période de référence plus longue par convention collective, ne pouvant toutefois excéder 12 mois.