13. aanvaardt als gegeven dat de werkgelegenheid in de dienstensector vaak een gevarieerd geheel vormt (het voorbeeld bij uitstek is het toerisme, een sector waar tweeërlei soorten personeel werkt: vaste krachten en seizoenkrachten, met beperkte investeringsmogelijkheden in menselijk kapitaal); vraagt de lidstaten positieve maatregelen te nemen om deze beroepen in de dienstensector op te waarderen, teneinde banen van goede kwaliteit met redelijke salaris- en arbeidsvoorwaarden aan te bieden;
13. tient pour acquis le fait que l'emploi dans le secteur des services est très souvent complexe (par exemple, le tourisme évolue dans un secteur qui fonctionne avec deux types de personnel - permanent et saisonnier -, mais aussi avec des capacités d'investissement limitées en termes de capital humain) et invite donc les États membres à prendre des mesures appropriées, dans le but de revaloriser les professions du secteur des services afin d'offrir des emplois de qualité, comportant une rémunération et des conditions de travail raisonnables;