1. De lidstaten treffen de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat zeevarenden die dienst doen op een schip als bedoeld in artikel 2, ten minste een opleiding hebben genoten die voldoet aan de eisen van het STCW-Verdrag, opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn, en houder zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs zoals omschreven in artikel 4, dan wel van een passend vaarbevoegdheidsbewijs zoals omschreven in artikel 1, punt 27.
1. Les États membres prennent les mesures nécessaires pour que les gens de mer servant à bord d'un navire visé à l'article 2 reçoivent une formation qui soit au moins conforme aux prescriptions de la convention STCW, telles qu'elles sont énoncées à l'annexe I de la présente directive, et pour qu'ils soient titulaires d'un brevet au sens de l'article 4 ou d'un brevet approprié au sens de l'article 1er, point 27.