– de bevoegde autoriteiten van beide lidstaten moeten de persoon van wie de dreiging uitgaat en de beschermde persoon in kennis stellen van alle informatie betreffende de afgifte, erkenning, eventuele tenuitvoerlegging en sancties, opschorting of intrekking van de beschermingsmaatregel.
– les autorités compétentes des deux États membres doivent communiquer tant à la personne représentant la menace qu’à la personne protégée toute information relative à l’octroi, à la reconnaissance, à l’exécution et aux sanctions possibles, à la suspension ou à l’annulation de la mesure de protection.