3. Voor de toepassing van dit artikel en van de artikelen 13 en 39 erkennen de lidstaten als ervaren tegenpartijen beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en alle andere vergunninghoudende of onder toezicht staande financiële intermediairs die uit hoofde van het Gemeenschapsrecht als zodanig worden aangemerkt, met uitzondering evenwel van icbe's en de beheermaatschappijen daarvan, alsook van pensioenfondsen en de beheermaatschappijen daarvan.
3. Les États membres reconnaissent comme contreparties éligibles aux fins du présent article et des articles 13 et 39 les entreprises d'investissement, les établissements de crédit, les entreprises d'assurance ou tout autre intermédiaire financier agréé ou réglementé considéré comme tel en droit européen, à l'exclusion des OPCVM et de leurs sociétés de gestion ainsi que des fonds de retraite et de leurs sociétés de gestion.