3. De werkingssfeer van dit kaderbesluit behelst het vaststellen van gemeenschappelijke regels voor de erkenning en/of tenuitvoerlegging van rechterlijke
beslissingen in een lidstaat (de uitvoerende lidstaat) die in een andere lidstaat (de uitvaardigende lidstaat) zijn uitgevaardigd na een proces wa
arbij de betrokkene niet aanwezig was, overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, artikel 7, lid 2, onder g), van Kaderbesluit 2002/214/, artikel 8, lid 2, onder e) van Kaderbesluit 2006/783/JBZ, en
...[+++] artikel 9, lid 1, onder f), van het kaderbesluit ././JBZ.3. La présente décision−cadre a pour objet d'établir des règles communes relatives à la reconnaissance et (ou) à l'exécution dans un État membre (État membre d'exécution) de décisio
ns judiciaires émises par un autre État membre (État membre d'émission) à l'issue d'une procédure au cours de laquelle l'intéressé n'a pas comparu en personne, conformément aux dispositions de l'article 5, point 1), de la décision−cadre 2002/584/JAI, de l'article 7, paragraphe 2, point g), de la décision−cadre 2005/214/JAI, de l'article 8, paragraphe 2, point e), de la décision−cadre 2006/783/JAI, et de l'article 9, paragraphe 1, point f) de la décision−cadre
...[+++]2008././JAI du Conseil.