De afwijking in de ontwikkeling van de uitgaven wordt niet als aanzienlijk aangemerkt indien de betrokken lidstaat de budgettaire middellangetermijndoelstelling heeft overtroffen , rekening houdend met de mogelijkheid van aanzienlijke meevallers aan de inkomstenzijde , en indien de begrotingsplannen van het stabiliteitsprogramma deze doelstelling tijdens de programmaperiode niet in gevaar brengen.
L'écart dans l'évolution des dépenses n'est pas jugé important si l'État membre concerné a dépassé l'objectif budgétaire à moyen terme, compte tenu de la possibilité de recettes exceptionnelles importantes , et si les plans budgétaires exposés dans le programme de convergence ne compromettent pas la réalisation de cet objectif au cours de la période couverte par le programme.