b) de bevoegde autoriteit van de lidstaat overeenkomstig de vereisten van artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 een voorlopige machtiging heeft verleend voor het gebruik voor een periode van ten hoogste drie maanden, na te hebben gecontroleerd of de marktdeelnemer zic
h er bij de overige leveranciers in de Gemeenschap va
n heeft vergewist dat er geen ingrediënten beschikbaar zijn die wel aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen; onverinderd het bepaalde in lid 6, mag de lidstaat deze machtiging ten hoogste drie maal met een periode van steeds
...[+++]zeven maanden verlengen, en
b) l'autorité compétente de l'État membre a autorisé provisoirement, conformément aux exigences de l'article 5, paragraphe 4, du règlement (CEE) n° 2092/91, l'utilisation de l'ingrédient pendant une période maximale de trois mois après avoir vérifié que l'opérateur a pris les contacts nécesaires avec les autres fournisseurs dans la Communauté afin de s'assurer de l'indisponibilité des ingrédients concernés par les exigences de qualité; sans préjudice des dispositions du paragraphe 6, l'État membre peut prolonger cette autorisation, au maximum trois fois, pour une durée de chaque fois sept mois et