30. neemt kennis van het voornemen van de Commissie om de twee jaar een “vaardighedenaudit” uit te voeren; is evenwel van mening dat de ontwikkeling van vaardigheden en bekwaamheden
gedurende de gehele levenscyclus het meest gebaat is bij een op rechtsaanspraken gebaseerde benadering van een actief arbeidsmarktbeleid en een leven lang leren, omvattende gezondheid en veiligheid op het werk, universele en gelijke sociale en werknemersrechten, het waarborgen van evenwicht tussen en het combineren van werk en privéleven, verbetering van de kwaliteit van het werk en het welzijn op de werkplek in plaats van een
geborneerde ...[+++]aanpak gericht op “vergroting van de arbeidsmobiliteit” en bevordering van flexizekerheid; wijst er met klem op dat de agenda voor vaardigheden en banen nauw moet worden gekoppeld aan stevige maatregelen aan de aanbod- en vraagzijde ter bevordering van een groene en sociale economie en een op duurzame ontwikkeling gericht regionaal en industriebeleid, in plaats van een strategie waarin het alleen gaat om het “anticiperen op veranderingen”;
30. prend acte de l'intention de la Commission de procéder à un état des lieux des compétences tous les deux ans; estime toutefois que l'acquisition d'aptitudes et de compétences tout au long de
la vie est mieux favorisée par une approche basée sur les droits axée sur des politiques actives du marché du travail et l’apprentissage tout au long de la vie, une santé et une sécurité complètes au travail, des droits sociaux et du travailleur universels et égaux pour tous, un équilibre entre travail et vie privée et la conciliation de la vie professionnelle et non professionnelle et sur l'amélioration de la qualité de l’emploi et du bien-être
...[+++] au travail, plutôt que par une approche se limitant à "stimuler la mobilité professionnelle" et à promouvoir la flexisécurité; insiste sur le fait que l'agenda des compétences et celui de l'emploi doivent s'accompagner de mesures fermes agissant sur l'offre et sur la demande en vue de promouvoir une économie "verte" et sociale et des politiques industrielle et régionale favorisant le développement durable, plutôt que de répondre à une simple stratégie d'"anticipation du changement";