Door te bepalen dat de verjaring van de vorderingen tot terugbetaling van die sommen vijf jaar bedraagt (§ 1), maar dat die termijn op dertig jaar wordt gebracht zodra de Staat een vraag tot terugbetaling bij een ter post aangetekend schrijven heeft verstuurd (§ 2, tweede lid), heeft de wetgever op die vorderingen de termijn toegepast die op algemene wijze van toepassing is inzake de terugvordering van het niet-verschuldigde.
En disposant que la prescription des actions en répétition de ces sommes est de cinq ans (§ 1) mais que ce délai est porté à trente ans dès que l'Etat a adressé une réclamation par lettre recommandée (§ 2, alinéa 2), le législateur a appliqué à ces actions le délai qui est généralement applicable en matière de répétition d'indu.