Art. 19. § 1. De eenheden verkregen door het Gewest door de gemeenschappelijke uitvoering (JI), door het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) en door de uitwisseling van Kyoto-eenheden kunnen gebruikt worden om de verbintenissen inzake de beperking van broeikasgasemissies van het Gewest na te komen, zoals bepaald na de verdeling van de internationale verbintenissen inzake broeikasgasemissies binnen de Belgische Staat, volgens de regels en procedures vastgelegd bij het Protocol van Kyoto en bij de krachtens het RVNKV of het Protocol van Kyoto genomen beslissingen.
Art. 19. § 1. Les unités obtenues par la Région par la mise en oeuvre conjointe (MOC), par le mécanisme pour un développement propre (MDP) et par l'échange d'unités de Kyoto peuvent être utilisées aux fins de l'exécution des engagements de limitation des émissions de gaz à effet de serre de la Région définis suite à la répartition des engagements internationaux en matière d'émission de gaz à effet de serre au sein de l'Etat belge, suivant les règles et procédures établies par le Protocole de Kyoto et par les décisions adoptées en vertu de la CCNUCC ou du Protocole de Kyoto.