Het verwijzend rechtscollege preciseert in zijn arrest waarin het Hof een vraag wordt gesteld dat « het O.C. M.W. van Brussel niet de vraag opwerpt naar de terugvordering van de bedragen die ten onrechte ter uitvoering van het bestreden vonnis zijn gestort », maar merkt op dat « de kwestie nochtans belangrijk lijkt te zijn, in het bijzonder voor de Belgische Staat ».
La juridiction a quo précise dans son arrêt interrogeant la Cour que « le C. P.A.S. de Bruxelles ne soulève pas la question de la récupération des sommes versées indûment en exécution du jugement entrepris », mais elle observe que « pourtant, spécialement pour l'Etat belge, la question semble être d'importance ».