« Houdt artikel 126, derde lid, littera c, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen, zoals het werd gewijzigd door artikel 19 van de wet van 28 december 1983 en zoals het van toepassing was voor de aanslagjaren 1984 tot en met 1990 een schending in van het gelijkheidsbeginsel, voorzien in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de toepasselijkheid van het verlaagd tarief inzake de vennootschapsbelasting afhankelijk maakt van de voorwaarde dat de uitgekeerde winsten niet hoger mogen zijn dan 13 % van het afgel
ost maatschappelijk kapitaal en waarbij onder de uitgekeerde winsten naast de bij de algemene vergadering toegekende dividend
en ook de ...[+++]intresten worden gerekend die worden toegekend aan de door vennoten verleende voorschotten, als wanneer deze toegekende voorschotten niet onder het afgelost maatschappelijk kapitaal begrepen zijn ?« L'article 126, alin
éa 3, littera c, du Code des impôts sur les revenus, tel qu'il a été modifié par l'article 19 de la loi du 28 décembre 1983 et tel qu'il était applicable pour les exercices d'imposition 1984 à 1990, viole-t-il le principe d'égalité prévu par les articles 10 et 11 de la Constitution, en tant qu'il subordonne l'applicabilité du taux réduit en matière d'impôt des sociétés à la condition que les bénéfices distribués n'e
xcèdent pas 13 % du capital social libéré, étant entendu que sont également compris dans les bénéfic
...[+++]es distribués, outre les dividendes attribués par l'assemblée générale, les intérêts qui sont octroyés sur les avances consenties par des associés, alors que ces avances accordées ne sont pas comprises dans le capital social libéré ?