Art. 11. Een bewakingsagent en een lesgever kunnen enkel en alleen een wapen dragen nadat ze daartoe een vergunning verkregen hebben door de minister, na advies van de procureur des Konings van het arrondissement van de hoofdverblijfplaats en bij ontstentenis ervan in België, van hun verblijfplaats en bij ontstentenis van een verblijfplaats in België, de Minister van Justitie.
Art. 11. Un agent de gardiennage et un chargé de cours ne peuvent porter une arme que s'il ont au préalable reçu une autorisation de port d'armes délivrée par le Ministre, après avis du procureur du Roi de l'arrondissement de leur résidence principale et à défaut d'avoir celle-ci en Belgique, de leur lieu de résidence et à défaut d'avoir une résidence en Belgique, du Ministre de la Justice.