Het duidelijke onderscheid tussen het recht op vrij verkeer en het non-discriminatiebeginsel enerzijds, en de waarde van het gezin als natuurlijke hoeksteen van de samenleving op basis van huwelijk anderzijds, heeft geleid tot de formulering van de paragraaf waarin de onafhankelijkheid van de afzonderlijke lidstaten met betrekking tot het familierecht en het verbod op discriminatie jegens iedere mens worden bevestigd.
La distinction claire entre le droit à la libre circulation et le principe de non-discrimination, d’une part, et la valeur de la famille, cellule naturelle fondée sur le mariage, d’autre part, a entraîné la formulation du paragraphe qui maintient l’indépendance des États membres individuels dans le droit familial et l’interdiction de la discrimination à l’égard de tout être humain.