De verjaringstermijn wordt op vijf jaar gebracht indien de ten onrechte uitbetaalde financiële uitkering werd bekomen door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen of nog indien de begunstigde de verplichting bepaald in artikel 11, § 2, niet heeft nageleefd.
Le délai de prescription est porté à cinq ans si la prestation financière payée indûment a été obtenue à la suite de manoeuvres frauduleuses ou de déclarations fausses ou sciemment incomplètes, ou encore si le bénéficiaire n'a pas respecté l'engagement fixé à l'article 11, § 2.