In een dergelijke situatie is het logisch en natuurlijk dat de lidstaten die het belang inzien van nauwere samenwerking tussen de lidstaten hierop reageren door te proberen nauwere onderlinge samenwerking te bereiken voor de totstandbrenging van een eenheidsoctrooi op de wijze zoals beschreven in artikel 20 van het EU-Verdrag.
Dans ces circonstances il est donc naturel et logique que les États membres qui perçoivent la nécessité de renforcer la coopération en matière de protection de la propriété intellectuelle réagissent en essayant d’établir entre eux une coopération renforcée dans le domaine de la protection unitaire par brevet en suivant le processus prévu à l’article 220 du traité de l’Union européenne.