1. Een kredietinstelling als bedoeld in lid 1 kan worden vrijgesteld van de bepalingen van de artikelen 10, 12 en 13, lid 1, en titel VII, hoofdstuk 4, van deze richtlijn en deel twee tot en met vier en zes tot en met acht van Verordening (EU) nr/2012 van het Europees Parlement en de Raad van .[inzake prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen] mits, onverminderd de toepassing van die bepalingen op het centrale orgaan, het geheel gevormd door het centrale orgaan en de daarbij aangesloten instellingen, op een geconsolideerde basis aan die bepalingen is onderworpen.
1. Un établissement de crédit visé au paragraphe 1 peut être exempté des dispositions des articles 10, 12 et 13, paragraphe 1, et du titre VII, chapitre 4, de la présente directive, ainsi que des parties deux à quatre et six à huit du règlement (UE) n° ./2012 du Parlement européen et du Conseil du . [conce
rnant les exigences prudentielles applicables aux établissements de crédit et aux entreprises d'investissement] pour autant que, sans préjudice de l'application de ces dispositions à l'organisme central, l'ensemble constitué par l'organisme central et les établissements qui lui sont affiliés soit soumis à ces dispositions sur une base c
...[+++]onsolidée.
