« Schenden de artikelen 267 e.v., hetzij hoofdstuk XXV
van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de betichten die op grond van deze bepalingen worden vervolgd en berecht - zoals in casu - worden geconfronteerd met een partij hetzij de administratie van douane en
accijnzen die tegelijkertijd als onderzoeker, vervolgende partij, belanghebbende en begunstigde van rechten kan worden bestempeld, hetgeen niet het geval is of zou zijn wanneer zij op grond van de gewone regels van strafvordering en strafrechtspleging zouden worden ver
...[+++]volgd en terechtstaan, waar zij niet worden geconfronteerd met een dergelijk bevoorrechte partij en aldus ongelijk en discriminerend worden of zouden worden behandeld ?« Les articles 267 et suivants, soit le chapitre XXV de la loi générale du 18 juillet 1977 rela
tive aux douanes et accises, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution en tant que les prévenus qui sont poursuivis et jugés sur la base de ces dispositions - comme en l'espèce - sont confrontés à une partie, l'Administration des douanes et accises, qui fait à la fois office d'enquêteur, de partie poursuivante, d'intéressée et de bénéficiaire de droits, ce qui ne serait pas le cas s'ils étaient poursuivis et jugés sur la base des règles ordinaires en matière d'action publique et de procédure pénale où ils ne sont pas confrontés à une
...[+++] telle partie privilégiée, et en tant qu'ils sont ou seraient de la sorte traités de manière inégale et discriminatoire ?