De overgangsbepaling ten gunste van de laureaten en brevethouders werd verantwoord door de argumentatie dat die bekwaamheidsbewijzen de voorwaarden voor de toegang tot de vroegere ambten van inspecteur uitmaakten, terwijl nochtans de nieuwe proef op tal van punten afwijkend is van de vroegere proeven en ook de commissie op een andere wijze is samengesteld.
La disposition transitoire instaurée au profit des lauréats et des détenteurs d'un brevet a été justifiée par l'argument selon lequel ces certificats d'aptitude constituaient la condition d'accès aux anciennes fonctions d'inspecteur, alors même que la nouvelle épreuve diffère en de nombreux points des anciennes épreuves et que le jury est également constitué sur une autre base.