de roerende inkomsten die een roerende voorheffing van 21 %
of van 25 % hebben ondergaan en de interesten van spaardeposito’s, vermeld in artikel 171, 3°quinquies, WIB 92, die de eerste schijf van 1 250 euro (basisbedrag geïndexeerd tot 1 830 euro voor aanslagjaar 2013, inkomsten 2012) overschrijden, op voorwaarde dat de totaliteit van de roerende inkomsten verkregen door de
belastingplichtige geen aanleiding meer kan geven tot de
bijkomende ...[+++] heffing van 4 pct. overeenkomstig de bepalingen van artikel 174, § 1, WIB 92.
les revenus mobiliers qui ont subi un précompte mobilier de 21 % ou de 25 % et les intérêts de dépôts d’épargne visés à l’article 171, 3°quinquies, CIR 92 qui excèdent la première tranche de 1 250 euros (montant de base indexé à 1 830 euros pour l’exercice d’imposition 2013, revenus 2012), à condition que la totalité des revenus mobiliers obtenus par le contribuable ne peut plus donner lieu à la cotisation de 4 % conformément aux dispositions de l’article 174, § 1er, CIR 92.