2. De lidstaten kennen instellingen voor het beheer van rechten of de verdediging van beroepsbelangen, indien zij de houders van intellectuele‑eigendomsrechten vertegenwoordigen, of andere personen die overeenkomstig de geldende wetgeving gemachtigd zijn deze rechten te gebruiken, de bevoegdheid toe de toepassing van de in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen en procedures te vragen, met inbegrip van de bevoegdheid in rechte op te treden ter verdediging van de rechten of de collectieve of individuele belangen waarmee zij zijn belast.
2. Les États membres reconnaissent aux organismes de gestion des droits ou de défense professionnelle, dans la mesure où ils représentent des titulaires de droits de propriété intellectuelle, ou d'autres personnes autorisées à utiliser ces droits conformément à la législation applicable, la qualité pour demander l’application des mesures et procédures visées au présent chapitre, y compris pour ester en justice pour la défense des droits ou des intérêts collectifs ou individuels dont ils ont la charge.