Indien de machtiging onderworpen is aan de moraliteitsvereiste bedoeld in artikel 16, eerste lid, 3°, en zij gericht is op de indienstneming van een « aangestelde », kan het bewijs van goed gedrag en zeden of het document dat dit vervangt voor niet-residenten, vervangen worden door een schriftelijke verklaring op eer van de « aangestelde » die verklaart dat hij van goed gedrag en zeden is.
Lorsque l'autorisation est soumise à la condition de moralité visée à l'article 16, alinéa 1, 3°, et est destinée à l'engagement d'un « préposé », le certificat de bonnes conduite, vie et moeurs ou le document qui en tient lieu pour les non-résidents, peut être remplacé par une déclaration écrite sur l'honneur du « préposé », certifiant qu'il est de bonnes conduite, vie et moeurs.