Indertijd werd aanbevolen dat de geïndustrialiseerde landen één derde van de kosten voor hun rekening zouden nemen en dat de rest door de ontwikkelingslanden zou worden betaald.
À l'époque, les parties ont recommandé qu'un tiers du financement soit couvert par les pays développés, les deux tiers restants devant provenir de contributions des pays en développement.