« Schendt artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met de algemene rechtsbeginselen, in zoverre de personen die, wegens de niet-inachtneming van de paragrafen 4 en 5 van die bepaling, de in paragraaf 6, A en B, daarvan bedoelde
boetes verschuldigd zijn, verstoken zijn van een daadwerkelijke jurisdictionele toetsing die het de rechter, ten aanzien van die boetes, mogelijk maakt, enerzijds, verzachtend
e omstandigheden in aanmerking te nemen ...[+++] en, anderzi
jds, het bedrag ervan evenredig te maken naar gelang van de ern
st van de gepleegde inbreuk ?« L'article 30
ter de la loi du 27 juin 1969 viole-t-il les arti
cles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec les principes généraux du droit, en ce que les personnes redevables, du fait du non-respect des paragraphes 4 et 5 de cette disposition, des amendes prévues au paragraphe 6, A et B, de celle-ci sont privées d'un contrôle juridictionnel effectif permettant au juge, quant à ces amendes, d'une part, de retenir des circonstances atténuantes et, d'autre part, d'
...[+++]en proportionner le montant en fonction de l'importance de l'infraction commise ?