Uit hetgeen in B.2 is aangegeven, volgt immers dat de in het geding zijnde handelingen en beslissingen betrekking hebben op een beslaglegging die werd uitgevoerd tijdens een huiszoeking waartoe de voorzitter van de Raad voor de Mededinging machtiging had verleend, zodat ervan moet worden uitgegaan dat zij hun grondslag in die machtiging vinden.
Il résulte en effet de ce qui a été indiqué en B.2 que les actes et décisions en cause ont trait à une saisie effectuée lors d'une perquisition ayant fait l'objet d'une autorisation accordée par le président du Conseil de la concurrence, de sorte qu'ils doivent être considérés comme trouvant leur fondement dans cette autorisation.