Uit het bepaalde in artikel 24, 6°, van het decreet van 22
december 1995 volgt immers dat elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande, als een « woning » dient t
e worden beschouwd, zodat grote onroerende goederen waarin geen economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaats
vindt, minstens ten dele als « woning » in de zin van dat decreet kunnen worden beschouw
...[+++]d.
En effet, il découle de l'article 24, 6°, du décret du 22 décembre 1995 que tout bien immobilier ou une partie de celui-ci qui est principalement affecté au logement d'un ménage ou d'un isolé doit être considéré comme « habitation », de sorte que les grands biens immeubles dans lesquels aucune activité économique n'a eu ou n'a lieu peuvent au moins en partie être considérés comme des « habitations » au sens de ce décret.