Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens houdt artikel 8 van het Europees Verdrag niet alleen een verbod in op willekeurige inmengingen in het privé- en gezinsleven, maar eveneens een verplichting voor de verdragsstaten om de nodige maatregelen te nemen met het oog op het verzekeren van het effectief genot van het privé- en gezinsleven (X en Y t/ Nederland van 26 maart 1985, § 23; Stubbings e.a. t/ het Verenigd Koninkrijk van 22 oktober 1996, § 62; Botta t/ Italië van 24 fe
bruari 1998, § 33; Ignaccolo-Zenide t/ Roemenië van 25 januari 2000, § 94; Mikulic t/ Kroatië van 7 februari 2002, § 57; Craxi nr.
...[+++]2 t/ Italië van 17 juli 2003, § 73).Selon la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme, l'article 8 de la Convention européenne implique non seulement une interdiction des ingérences arbitraires dans la vie privée et familiale, mais également une obligation pour les Etats contractants de prendre les mesures nécessaires en vue de garantir la jouissance effective de la vie privée et familiale (X et Y c. Pays-Bas du 26 mars 1985, § 23; Stubbings e.a. c/ Royaume-Uni du 22 octobre 1996, § 62; Botta c/ Italie du 24 f
évrier 1998, § 33; Ignaccolo-Zenide c/ Roumanie du 25 janvier 2000, § 94; Mikulic c/ Croatie du 7 février 2002, § 57; Craxi n° 2 c/ Italie du 17
...[+++] juillet 2003, § 73).