Art. 14. Iedere reiziger dient op verzoek van betrokkene of het personeelslid van de spoorwegonderneming zijn zitplaats af te staan aan een invalide, aan een bejaarde of zichtbaar zieke persoon, aan een zwangere vrouw of aan een persoon die een kind op het lichaam draagt.
Art. 14. Tout voyageur doit céder sa place assise à la demande de la personne concernée ou du membre du personnel de l'entreprise ferroviaire à une personne invalide, à une personne âgée ou à une personne visiblement malade, à une femme enceinte ou à une personne portant un enfant dans les bras qui le lui demande.