2. Personeelsleden mogen zonder toestemming van de directeur geen gunsten, giften of beloningen van welke aard dan ook aanvaarden van enige regering of wie dan ook buiten het Centrum, behalve wegens vóór de aanstelling of gedurende een bijzonder verlof bewezen diensten, en uit dien hoofde.
2. L'agent ne peut accepter d'un gouvernement ni d'aucune source extérieure au Centre, sans l'autorisation du directeur, une faveur, un don ou une rémunération, de quelque nature qu'ils soient, sauf pour des services rendus soit avant sa nomination, soit au cours d'un congé spécial, et au titre de tels services.