hulpmotoren die eenheden of machines aandrijven die overeenkomstig de tabel in afdeling 2 moeten worden ondergebracht bij de toepassingen III of IV, moeten over een typegoedkeuring beschikken voor elk van de respectieve toepassingen die in deze lijst worden bedoeld.
les moteurs auxiliaires faisant fonctionner des groupes ou machines relevant des utilisations III ou IV, conformément au tableau figurant dans la partie 2, doivent posséder un agrément de type pour chaque utilisation définie conformément à ce tableau;