32. beschouwt het als de plicht van elke lidstaat alle nodige maatregelen te treffen om te voorkomen dat zijn burgers in een onzekere financiële situatie terechtkomen, door te verhinderen dat ze te hoge schulden aangaan, met name in het geval van bankleningen, waarbij moet worden overwogen banken en financiële organen die leningen verstrekken aan personen die niet solvabel zijn te belasten;
32. considère qu'il est du devoir de chaque État membre de prendre toute mesure afin de prévenir la précarité financière de ses ressortissants en évitant leur endettement excessif, notamment en cas de recours aux prêts bancaires, en envisageant de taxer les banques et les organismes financiers qui acceptent de prêter à des personnes non solvables;