Met de tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepaling het beginse
l van gelijkheid en niet-discriminatie schendt in zoverre zij, in de interpretatie van de verwijzende rechter, de strafrechter de bevoegdheid zou verlenen « om personen die wegens een inbreuk op dit artikel strafrechtelijk worden veroordeeld tot de verbeurdver
klaring van de niet aangehaalde goederen, te veroordelen tot de betaling van de tegenwaarde van deze goederen, bij niet wederoverlegging ervan, ter
...[+++]wijl in het gemeen strafrecht de strafrechter niet de bevoegdheid heeft om personen die hij op basis van de artikelen 42, 1°, en 43, eerste lid, van het Strafwetboek strafrechtelijk veroordeelt tot de verbeurdverklaring van het instrument of het voorwerp van het misdrijf, te veroordelen tot de tegenwaarde van dit instrument of dit voorwerp, bij niet wederoverlegging ervan ».La seconde question préjudicielle porte sur le point de savoir si la disposition en cause viole le princ
ipe d'égalité et de non-discrimination en ce que, dans l'interprétation du juge a quo, elle conférerait au juge répressif le pouvoir de « condamner au paiement de la contre-valeur des marchandises non retenues, en cas de non-représentation de celles-ci, les personnes qui sont condamnées pénalement, pour cause d'infraction à cet article, à la confiscation de ces marchandises, alors qu'en droit pénal commun, le juge pénal n'est pas compétent pour condamner au paiement de la contre-valeur de l'instrument ou de l'objet du délit, en cas de
...[+++]non-représentation de ceux-ci, les personnes qu'il condamne pénalement, sur la base des articles 42, 1°, et 43, alinéa 1, du Code pénal, à la confiscation de cet instrument ou de cet objet ».