Het Hof merkt meer in het bijzonder in dat verband op dat een burger van de Europese Unie enkel het in artikel 1, 1°, van het decreet van 16 juni 2006
bedoelde « recht om permanent in België te verblijven » geniet, wanne
er hij het duurzame verblijfsrecht heeft verkregen dat wordt erkend in de artikelen 16 en 17 van de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2
...[+++]004 « betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG » (artikel 1, tweede lid, van het decreet van 16 juni 2006). La Cour observe plus particulièrement, à cet égard, que le citoyen de l'Union européenne ne jouit du « droit de séjourner en
Belgique de manière permanente » visé à l'article 1, 1°, du décret du 16 juin 2006 que lorsqu'il a acquis le droit de séjour permanent reconnu par les articles 16 et 17 de la directive 2004/38/CE du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 « relative au droit des citoyens de l'Union et des membres de leurs familles de circuler et de séjourner librement sur le territoire des Etats membres, modifiant le règlement (CEE) n° 1612/68 et abrogeant les directives 64/221/CEE, 68/360/CEE, 72/194/CEE, 73/148/CEE, 75/
...[+++]34/CEE, 75/35/CEE, 90/364/CEE, 90/365/CEE et 93/96/CEE » (article 1, alinéa 2, du décret du 16 juin 2006).