In het advies dat de Raad van State op 19 maart 1956 omtrent een ontwerp van wet op de rijkswacht heeft verstrekt, heeft hij opgemerkt dat wegens de zeer algemene bewoordingen van artikel 12 van de Grondwet moet worden nagegaan of laatstgenoemd artikel bestaanbaar is met de wetsbepalingen die zij het administratieve en in wezen tijdelijke maatregelen van vrijheidsberoving toestaan (1).
Dans son avis donné le 19 mars 1956 à propos d'un projet de loi sur la gendarmerie, le Conseil d'État avait observé qu'en raison de la généralité des termes de l'article 12 de la Constitution, il convenait de vérifier la compatibilité avec de dernier des dispositions législatives autorisant des mesures privatives de liberté, pour administratives et essentiellement passagères qu'elles fussent1).