2. a) Om hoeveel agenten ging het telkens? b) Waren zij herkenbaar als Nederlandse politieagent (uniform, burgerkleding)? c) Hadden zij politionele bevoegdheden?
2. a) Combien d'agents ont été déployés lors de chaque évènement? b) Leur appartenance aux forces de l'ordre néerlandaises était-elle visible (uniforme, tenue civile)? c) Disposaient-ils de compétences policières?