Wanneer het Gröditzer-arrest en het Hytasa-arrest van het Hof van Justitie op het onderhavige geval worden toegepast, kan volgens CFF niet anders geconcludeerd worden dan dat de staat zich niet als een particuliere investeerder in een markteconomie heeft gedragen, in die zin dat, overeenkomstig genoemde jurisprudentie, de kapitaalinbreng van de staat gekoppeld was aan de verkoop van 75 % van zijn deelneming in de SNCM, waarmee de rendementsvooruitzichten van de staat evenredig afnamen.
CFF considère que l’application de la jurisprudence communautaire «Gröditzer» et «Hytasa» au cas d’espèce ne peut qu’amener à conclure que l’État ne se serait pas comporté en investisseur privé dans la mesure où, conformément à ladite jurisprudence, l’apport en capital de l’État a été lié à la vente de 75 % de sa participation dans la SNCM diminuant d’autant les perspectives de bénéfice en retour.