Het Vlaams Parlement heeft bijkomend de stelling ontwikkeld dat het recht van antwoord niet als een uitloper van de grondwettelijk gewaarborgde persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting mag worden beschouwd, waardoor het onder de federale wetgever zou ressorteren, maar als een specifiek grondrecht op zich waaraan een eigen invulling moet worden gegeven naargelang van het medium waardoor een persoon in zijn eer of goede naam is aangetast.
Le Parlement flamand a soutenu, à titre complémentaire, la thèse suivante : le droit de réponse doit être considéré non comme une résultante de la liberté de la presse et de la liberté d'expression garanties par la Constitution, ce qui en ferait une compétence du législateur fédéral, mais comme un droit fondamental spécifique qui doit être exercé de manière adaptée au média qui porte atteinte à l'honneur ou à la réputation d'une personne.