Wat de ontlener betreft, zal hij het voordeel van de verzaking van de inning van de roerende voorheffing op dividenden die hem worden verleend of toegekend ter vergoeding van de geleende aandelen, op grond van artikel 106, § 5 en § 6, KB/WIB 92 slechts kunnen inroepen, in de veronderstelling dat deze effecten zouden zijn geleend voor een minimumduur van één jaar.
Quant à l'emprunteur, il ne pourrait invoquer le bénéfice de la renonciation à la perception du précompte mobilier sur les dividendes qui lui sont alloués ou attribués en rémunération des actions ou parts empruntées, sur la base de l'article 106, § 5 et § 6, AR/CIR 92, que dans l'hypothèse où ces titres seraient empruntés pour une durée minimale d'un an.