De Raad besliste dus dat het verbod van internetverkopen noodzakelijkerwijs de strekking had om de mededinging te beperken en dat dit een hardekernbeperking was waarvoor geen groepsvrijstelling kon gelden.
Le Conseil de la concurrence a décidé que l’interdiction de vendre sur Internet avait nécessairement pour objet de restreindre la concurrence et constituait une restriction caractérisée ne pouvant pas bénéficier d’une exemption par catégorie.